Am keek met grote ogen naar de zak. Toen dacht ze aan de zak die in haar tas zat. Er zaten nog iets van 200 goudstukken in en zij wou ze gaan uitgeven aan wapens terwijl deze kinderen daar misschien wel een half jaar van konden leven. Ze twijfelde of ze ook geld zou geven ze wist het niet. De kinderen hadden nu zowiezo al geld dus leek het haar een beetje afgezaagd. Maar ze zou de kinderen iets geven al wist ze nog niet wat.